“Met de wind de haven uitvaren”

Eind 1993 kocht de Botterstichting voor 15.000 gulden de botter EB 1, die al jaren in Spakenburg lag. Het schip was door de Duitse eigenaren grondig verbouwd. De trog was verwijderd, er stond een stalen kajuit op en het vooronder was verhoogd met een stalen opbouw. De vrijwilligers van de Botterstichting sloopten eerst de kajuit eraf, bij werf Nieuwboer in Spakenburg werden enige noodzakelijke reparaties uitgevoerd om de botter vaarklaar te maken. Op 22 januari 1994, bij een temperatuur van 4 graden, regen en een stevige zuidwesten wind, werd de botter naar Elburg gevaren.

De botter EB 1

In mei 1938 kocht Jan aan ’t Goor voor 210 gulden de voormalige botter MK 81 van de gebroeders Hein en Cornelis Zeeman uit Marken. Over de bouw van het schip is niet zo veel bekend, maar er zijn aanwijzingen dat de botter in 1890 op de werf van Kok in Huizen is gebouwd. De gebroeders Zeeman hadden deze botter in 1922 gekocht van Hendrik Stam uit Ransdorp (RD 11)

Met de botter naar Elburg

In 1985 vertelde Hannes aan ’t Goor (1913-1999)de oudste zoon van de schipper, zijn relaas over de botter aan Peter Dorleijn: “Ik weet nog dat we die botter gehaald hebben van Marken. We zijn er met de bons EB 1 (het schip van Jan van ’t Goor van 1912-1938) naar toe gegaan, mijn vader, m’n broer en ik. Toen we alles klaar hadden, de koop gesloten en de rommel aan boord -we haalden bij die Marker ’n onvoorstelbare vracht touwwerk van de zolder- zijn mijn vader en broer op de botter gegaan hier naar toe, en ik alleen op de bons. Buiten de Knar kregen we een verschrikkelijke bui uit ’t noordwesten. Vader en mijn broer zijn met de botter in Harderwijk terechtgekomen, die hebben het niet gehaald. Ik ben in mijn eentje hier gekomen. Die botter had de narigheid, die had een paar jaar stilgelegen, die had alle naden lek. Dus toe ie scheef ging vallen, konden ze ’t maar net aanlopen. Maar ik heb twee of drie keer het helmhout opgezet en ‘m laten drijven, leeggepompt en dan weer verder. Als vent van vijfentwintig presteerde je dat!” Over de vaareigenschappen van de nieuwe botter, vergeleken met de oude bons, was Hannes aan ’t Goor goed te spreken: “We zeilden wat vlugger, we hadden wat meer ruimte en zelfs met het hoekwant halen ging alles gemakkelijker. De botter lag bovendien veel rustiger op zee.”

Op het vooronderdeurtje is een gedeelte van Psalm 66 aangebracht. Dit werd er door schipper Jan aan ’t Goor met wat witte verf en een lucifer op geschilderd, nadat ze die dag ontsnapten aan een grote ramp. Voor de rest van hun leven werden ze bij het zien van deze regels, altijd aan de goede afloop van die gebeurtenis herinnerd.

‘Hier scheen ons ’t water ’t overstromen en werden wij gedreigd door ’t vuur, maar Gij deedt ons ’t gevaar ontkomen verkwikkend ons ter goeder uur’

Brand

“Het was op een dag in september 1938, toen we bezig waren onze beug hoekwant binnen te halen. Het was stormachtig weer en we moesten alle moeite doen om ons werk goed te kunnen uitoefenen. We hadden s’morgens ons bakje koffie gezet en de ketel op het petroleumstel laten staan. De botter stampte geweldig en we zagen weinig meer dan wind en water. We hadden ons volledig in oliepakken gehesen om tegen het overkomende water beschermd te zijn. We hadden alleen maar oog voor ons werk. Toen schoot er opeens een grote steekvlam van enkele meters vanuit het vooronderdeurtje tot achter op de schuit naar buiten. Verstijfd van schrik keken we elkaar aan. Wat zou er gebeurd zijn? Na de eerste schrik overwonnen te hebben, dook ik met mijn natte oliegoed het vooronder in, greep de brandende benzinebus en gooide deze overboord aan de lijzijde. Alles wat brandde, smeten we overboord. Met het afsluiten van het vooronderdeurtje doofden we het laatste vuur in de schuit. Door het slingeren van ons schip was een benzineblik losgeraakt uit het rek in het vooronder en gaan lekken. De benzinedamp was vervolgens in aanraking gekomen met het walmende vlammetje van het petroleumstel, waardoor zich een ontploffing had voorgedaan. Gelukkig stond het vooronderdeurtje open, zodat de steekvlam een uitweg naar buiten kon vinden, anders was de boel uit elkaar geploft en de ramp nauwelijks te overzien geweest. Nog nauwelijks van de schrik bekomen, keken we elkaar aan. Toen sneed mijn vader de beug af en zei tegen me dat hij naar de haven wilde, omdat we zo niet verder konden. Toen we ’s morgens omstreeks half elf in de haven aankwamen, kregen enkele mensen al vrij snel in de gaten dat er wat met ons aan de hand moest zijn. Na het aanhoren van ons relaas citeerde een oude visser een aantal versregels uit Psalm 66.” (Hannes aan ’t Goor)

NaamEigenaarvantotGebruik
RD 11Hendrik StamRansdorp18901922visserij
MK 81Hein en Cornelis ZeemanMarken19221938visserij
EB 1Jan aan ’t GoorElburg19381950visserij
EB 1Hendrik aan ’t GoorElburg19501955visserij
EB 1 ‘Almere’R. van de Belt Oude WeteringKampen19571960?recreatie
EB 1 ‘Almere’Werf Nieuwboer/Burgemeester BU Spakenburg1960?1967recreatie
EB 1 ‘Willem Eggerts’P. BrantjesBarneveld19671972recreatie
EB 1Smit en SchenkerSpakenburg1972?recreatie
EB 1Eckhart RitmanspergerSpakenburg?1992recreatie
EB 1Stichting tot Behoud van Elburger BottersElburg1992hedenrecreatie
Technische gegevens
WerfKok, Huizen
Bouwjaar1890
Materiaal, bouwwijzeEiken, karveel
Lengte13,55 meter
Breedte4,10 meter
Diepgang1,00 meter
Masthoogte14,50 meter
MotorSamofa
Varend monument1181
ThuishavenElburg